Tijdens het zeilen worden heel veel verschillende termen gebruikt. Eigenlijk is dit gewoon een soort vakjargon. Hieronder worden een paar van deze termen uitgelegd.
Achtje
Een achtje is een soort knoop. De naam zegt het al; het touw wordt in een achtje geknoopt. Dit is een goede manier om het eind van een touw te verdikken, zodat deze niet door een gat (zoals die van een zeil) kan doorglippen.
Afhouden
Wil je de boot aanleggen? Dan wil je niet dat deze te hard tegen de kant botst. Je hebt boeien aan de zijkant van je boot hangen om geen schade te maken, maar het is toch fijn als je niet te hard aankomt. Dit van de kant houden noem je afhouden. Dit kun je gewoon met je arm of been doen, maar dan moet je wel uitkijken dat deze niet tussen de boot en de wal komt! Je kunt bijvoorbeeld ook een stok gebruiken.
Bakboord
Bakboord wordt gebruikt om ‘links’ aan te geven. Dit is gezien vanaf de stuurman die naar voren kijkt.
Buiswater
Tijdens het varen kan het gebeuren dat er water in de boot slaat. Dit is buiswater. Het water kun je verwijderen door te hozen. Dat kan gewoon met een emmertje of schaaltje uit de boot geschept worden. Sommige schepen hebben een geautomatiseerde hozer.
Driften
Als je aan het driften bent, betekent dit dat je zijwaarts over het water beweegt. Was het niet de bedoeling dat je zijwaarts gaat? Dan heet het verlijeren.
Fok
Dit is het voorste kleinere zeil op het schip die ook minder hoog wordt gehesen. Het is mogelijk om alleen op de fok te zeilen. Tevens hebben niet alle schepen een fok. Is het voorste zeil groter dan het grootzeil? Dan wordt dit een genua genoemd.
Jagen
Het kan voor komen dat je met de boot op een stuk komt waar het te smal is om te varen. Door een jaaglijn aan de mast te knopen kun je vanaf de kant de boot vooruit trekken. Deze manier van voortbewegen heet jagen.
Kikker
Een dubbele haak waar je een touw aan kunt vastknopen heet een kikker. Eigenlijk is het gewoon een metalen of houten statiefje met twee uitsteeksels. Een kikker kan zowel op de boot of aan wal staan.
Luwte
Zodra je op een gebied bent waar minder wind is dan bijvoorbeeld op een open meer, zit je in een luwte. Door minder wind, of verandering van wind in deze luwte, kan het zijn dat je gijpt (de boot gaat door de wind de andere kant op, waardoor het zeil ook de andere kant op gaat staan).
Opdoeken
Dit betekent dat je het zeil als het ware opvouwt. Zo neemt hij minder ruimte in en zal hij ook niet snel beschadigen. Na het opvouwen gaat er vaak nog een extra hoes overheen.
Stuurboord
Stuurboord wordt gebruikt om ‘rechts’ aan te geven. Dit is gezien vanaf de stuurman die naar voren kijkt.
Verhalen
Zonder dat het zeil op staat de boot verplaatsen. Dit kan op verschillende manieren. Dit zijn bomen, pagaaien, wrikken of jagen. Bij bomen gebruik je een soort stok om via de bodem de boot vooruit te duwen. Pagaaien houdt in dat je met peddels de boot vooruit brengt. Met wrikken vaar je met je boot achtjes in het water waardoor je je voortbeweegt. Als laatste is jagen het met een touw aan de kade de boot vooruit trekken.
Vieren
Zodra je de touwen van de mast los zet, laat je ze vieren. Nu kan het zeil dus vrij heen en weer bewegen.